
De kauw staat bekend als een vogel die gemakkelijk kan leren praten. Evenals de ekster heeft hij zich een zekere vermaardheid verworven vanwege zijn kleptomane neigingen. Omdat hij zich graag in de nabijheid van grote gebouwen ophoudt, is de kauw voor de meeste mensen een bekende verschijning. De kauw is kleiner dan een kraai en een roek (33 cm.) De enige zwarte vogel met een grijze nek- en oorstreek en een blauwachtig wit oog. De kauw is een sociale vogel, ook in de gezelschap van roeken.
Biotoop
De kauw vindt men in natuurlijke en kunstmatige parklandschappen, dorpen en steden. Ook in de omgeving van bouwvallen en niet onderhouden kastelen en grote buitenverblijven..
Voorkomen
De meederheid kauwen is een standvogel. De meeste noordelijke broedvogels overwinteren in de westelijke en zuidelijke delen van het broedgebied. In de winter ziet men kauwen samen in grote bendes.
Voedsel
Kauwen zijn veelzijdige eters, maar toch minder grotere rovers en nestplunderaars. De kauw zoekt zijn voedsel voor een groot deel op weiden en akkerlanden. Het volgende staat op zijn menu, insecten en larven, graan, onkruidzaden, allerlei bessen, kleine dieren, aardappelen en ook aas.
Broeden
De kauw broedt meestal in boomholten, gaten in muren, torens, grote gebouwen en vaak in de schoorstenen. Ook in konijnehollen en holen on oeverwallen. Soms ook kolonievogel, vestigt zich op en rond kastelen en kerken. De 4 tot 6 eieren worden 16 – 19 dagen door het vrouwtje bebroed en de jongen verlaten het nest na ongeveer 4 – 5 weken.
Geluid
De kauw heeft een metaalachtig geluid ‘kaw’.
Volksnamen
Kerkkraai, torenkraai, duif van den deken, nonneke, huiveke, zwarte soep