
De Slanke trechterzwam groeit van juni tot oktober algemeen in naald- en loofbossen, vaak in grote groepen. De slanke trechterzwam staat niet als giftig bekend en kan onder voorwaarden worden gegeten, maar is als consumptiepaddestoel niet aan te bevelen.
Kenmerken
- hoed
De 5 tot 8 cm brede hoed van de slanke trechterzwam is eerst vlak, later toenemend trechtervormig verdiept, maar in het midden blijft meestal een kleine bult zichtbaar. Hij is veranderlijk van kleur, van lederkleurig of lichtbruin tot okerkleurig. Bij uitdroging wordt hij licht lederkleurig-geel. De hoedrand blijft lang omgerold en is later vaak onregelmatig gegolfd.
- Lamellen
De dicht opeenstaande, licht oranjebruine tot roomwitte lamellen lopen ver langs de lichtgekleurde steel af. De slanke trechterzwam staat niet als giftig bekend en kan onder voorwaarden worden gegeten, maar is als consumptiepaddestoel niet aan te bevelen.
- Steel
De steel is meestal lichter dan de hoed, in de jeugd wit later okerbruin. Bij doorsnijden wordt de sponsachtige structuur duidelijk.
- Vlees
Het vlees van de slanke trechterzwam is wit en ruikt zoetig naar bittere amandelen; de smaak is zacht.
Vergelijkbare soorten
Er zijn diverse andere trechterzwammen, eender gekleurd, maar hebben een donkerder steel, vaak in de kleur van de hoed. De Roodbruine schijnridderzwam (Lepista inversa) groeit in de herfst in naaldbossen en hij is niet eetbaar en er zijn zelfs vergiftgingsgevallen gemeld.
Bijzonderheden
De Slanke trechterzwam heeft veel dubbelgangers maar is te herkennen aan de altijd zeer lichtgekleurde steel. De Roodbruine schijnridderzwam (Lepista inversa) vormt heksenkringen in strooisel van naaldbomen en verschijnt pas vanaf midden-september.