
D e kopergroenzwam treft men meestal aan vanaf oktober in loofbossen, naaldbossen en bij voorkeur op natte plaatsen. De kopergroenzwam is altijd zeker te herkennen aan de blauwgroene hoed en de in het hoedslijm drijvende vlokjes. Deze paddenstoel wordt als eetbaar beschouwd maar smaakt vaak bitter en kan ook wegens de slijmerige oppervlakte niet aanbevolen worden.
Kenmerken

Hoed
In de jeugd is de Kopergroenzwam kegel- tot klokvormig met ingerolde rand en weldra vlak wordend. Eerst donker blauwgroen en sterk slijmerig met witte, in het slijm drijvende vlokjes. Later indrogend en tot licht okergeel verblekend; 3-6 cm breed.
Lamellen
Een grijswitte kleur in de jeugd, weldra donker purpergrijs met wit-vlokkige rand, dicht opeenstaand, rond de steel uitgebocht.
Steel
De steel van de kopergroenzwam is slank maar vaak iets verbogen, met een geribde en van boven door sporen purper zwart gekleurde ring, daaronder blauwgroen met witte vlokjes, bij oude exemplaren vaak verkalend.
Vlees
Het vlees is witachtig van kleur, geurloos, iets bitter van smaak.